Knieschijf luxatie en subluxatie

Patella (sub)luxatie

Bij het kniegewricht kan de knieschijf ‘uit de kom schieten’. In dat geval verschuift de knieschijf naar de zijkant van de knie, meestal de buitenkant. Als de knieschijf volledig naar de zijkant verschuift, wordt dat een (volledige) luxatie genoemd. Is er sprake van een gedeeltelijke verschuiving dan heet dat een subluxatie. Een luxatie of subluxatie van de knieschijf komt regelmatig voor en kan voor veel beperkingen in het dagelijks leven en sportactiviteit zorgen.

Klachten

Bij een luxatie van de knieschijf is er direct extreem veel pijn aan de knie. Bij zowel een subluxatie als een volledige luxatie schiet de knieschijf vaak direct weer terug naar de juiste positie. Door de pijn wordt de knie direct ontzien en blijft de knie vaak in een licht gebogen positie staan. Als de knieschijf niet direct terugschiet in de juiste positie, is het strekken van het been vaak al voldoende om de knieschijf weer terug op de plaats te krijgen. Dit is wel extreem pijnlijk en vraagt vaak medische begeleiding.

Bij een luxatie die niet direct terugschiet, is er vervorming van het kniegewricht zichtbaar doordat de knieschijf als het ware naast het kniegewricht staat.

Symptomen:

  • Extreem veel pijn
  • Direct zwelling van het kniegewricht
  • Eventuele vervorming van het kniegewricht als de knieschijf niet terug schiet
  • Belasten van de knie is niet of beperkt mogelijk

In de eerste dagen na het ongeval is het aan te raden voornamelijk rust te nemen, het gewricht te koelen en eventueel druk (compressie) op de knie aan te leggen. Om het juiste advies te krijgen is het aan te raden naar de huisarts of (sport)fysiotherapeut te gaan. Zo nodig vindt er een doorverwijzing naar het ziekenhuis plaats.

Na de eerste (sub)luxatie is de kans op herhaling vergroot. Dit omdat structuren in de knie zijn aangedaan of gescheurd. Over het algemeen is de eerste keer het pijnlijkste. Elke keer als de knie luxeert ontstaat er vocht in de knie al is dit meestal minder dan de eerste keer.

knieschijf

Anatomie

De knieschijf is een driehoekig bot aan de voorzijde van het kniegewricht die ook wel patella wordt genoemd. De knieschijf kan naar boven en beneden glijden door een gleuf, de zogeheten patellofemorale groeve. Deze gleuf wordt gevormd door de 2 bolvormige uiteinden (condylen) van het  bovenbeen (femur). De knieschijf zit verpakt in de pees van de grote bovenbeenspier (musculus quadriceps femoris).

De knieschijf is gemaakt om alleen verticaal te bewegen. Bij een luxatie of subluxatie wordt de knieschijf uit zijn groeve geduwd richting de buitenkant. Dit gebeurt voornamelijk als de knie nog maar licht gebogen is, tussen de 0 en 20 graden. In deze fase zijn alleen een spier (musculus vastus medialis) en de binnenste knieschijfband (medial patellofemoral ligament) in staat de knieschijf op zijn plaats te houden, te stabiliseren.

Bij buigingen tussen de 20 en 60 graden zorgen de bolvormige botstructuren van het bovenbeen voor een goede stabiliteit van de knieschijf.

De knieschijf heeft verschillende functies zoals:

  • Hefboomfunctie; de knieschijf is het grootste sesambot in het lichaam. Dat wil zeggen dat hij in een pees ligt. Hierdoor ontstaat er een betere hefboom tussen het bovenbeen en het onderbeen.
  • Remfunctie; de knieschijf zorgt ervoor dat beweging van het been vertraagd wordt, doordat de kracht van de m. quadriceps via de knieschijf verloopt. Voornamelijk in de voorwaartse beweging is dit van belang. Denk hierbij aan een trap beweging bij voetballen.
  • Beschermingsfunctie; doordat de knieschijf aan de voorzijde van de knie ligt beschermt deze ook deels het kniegewricht en het weefsel aan de binnenzijde van het kniegewricht.

mpfl-knie1

mediale_knie-met-spieren

Oorzaak

Een luxatie of subluxatie ontstaat vaak op het sportveld door een draaibeweging waarbij de voet op de grond staat en het lichaam ineens van richting verandert. Ook kan een (sub)luxatie ontstaan door een tackle of door een ongeluk of val waarbij de knieschijf wordt geraakt.

Ook lichamelijke factoren hebben invloed op het voorkomen van een (sub)luxatie van de knieschijf.  Vooral het heup-, knie-, enkelgewricht en de bovenbeenspieren spelen hierbij een rol.  Zo kan de knieschijf een kwetsbare positie krijgen door een aangeboren afwijking van de botuiteinden (condylen).

Of, als de spieren in het bovenbeen aan de buitenkant in verhouding sterker zijn dan aan de binnenkant, dan wordt de knieschijf meer naar buiten bewogen en dat vergroot de kans op een luxatie of subluxatie.

Of, als het onderbeen ten opzichte van het bovenbeen licht gedraaid staat, vermindert dat de stabiliteit van de knie en is de sturing van de knieschijf door de gleuf verkeerd. Deze situatie ontstaat ook als de voet meer naar binnen gedraaid staat en de positite van het onderbeen zorgt voor verlies van stabiliteit aan de binnenzijde van het kniegewricht.

Onderzoek

De eerste dagen na het ontstaan van een luxatie of subluxatie van de knieschijf is lichamelijk onderzoek van het kniegewricht meestal niet mogelijk door de pijn en het vocht in de knie. Als de knie enigszins hersteld is, wordt gekeken naar de stand van de heupen, knieën en enkels. Ook worden  de structuren (botten, spieren en banden) rondom het kniegewricht onderzocht. Bij verdenking van ernstig letsel wordt aanvullend onderzoek aangevraagd in de vorm van een röntgenfoto of MRI-scan. Daarbij wordt gekeken naar afwijkingen aan het kniegewricht door bijvoorbeeld bandletsel, botkneuzingen of kraakbeenschade.

Behandeling

In de eerste week richt de behandeling zich op het ‘rustig’ krijgen van de knie. Dit met als doel het vocht en de warmte in de knie te verminderen en de beweeglijkheid terug te krijgen. Dus, rust nemen en zorgen dat de knie weer volledig gestrekt kan worden. Daarbij kan pijnmedicatie worden ingezet.

De verdere behandeling is in de meeste gevallen ‘conservatief’, dat wil zeggen zonder operatie.

De behandelaar richt zich het verbeteren van de stabiliteit van het kniegewricht en indien nodig het herstellen van de balans tussen de spieren aan de binnenzijde en buitenzijde van het bovenbeen.

Ook wordt gelet op de mogelijke invloed van heup en enkel. Zo nodig kan een steunzool worden ingezet om een kanteling van de voet naar binnen te corrigeren.

Het herstel wordt beïnvloed door het (sport)activiteitenpatroon van de persoon maar bedraagt minimaal 8 weken.

Opmerking: Bij herhaaldelijk optreden van (sub)luxaties wordt in samenspraak met de patiënt een operatie overwogen. Hierbij wordt meestal de binnenste knieschijfband (medial patellofemoral ligament) hersteld en daarmee de stabiliteit van het kniegewricht.

Overzicht van behandeling en herstel

Week Doel
Week 1 ●     Vermindering van pijn

●     Vermindering van vocht en warmte

●     Aanspannen van de bovenbeenspieren

●     Kniebuiging tussen 0 en 70 graden

Week 2 t/m 8 ●     Kniestrekken tegen weerstand

●     Geen vocht meer in de knie

●     Normaal looppatroon

●     Optimale beweeglijkheid kniegewricht

●     Geen pijn tijdens dagelijkse activiteiten

Week 8 t/m ontslag ●     Kracht weer volledig terug

●     Pijnvrij en zonder angst draai- en onverwachte bewegingen kunnen maken

●     Ontslag als de persoon pijnvrij werk- en sportactiviteiten weer kan oppakken